Men ontvangt volkomen welbehagen van Alalh door de perfecte aanbidding. Minder welbehagen ontvangt men door mindere aanbidding. Wie iets goeds treft moet Allah dankbaar zijn en wie iets anders treft moet het alleen aan zichzelf verwijten. Dat zijn z’n dienaren over wie de vijand geen macht heeft zoals Allah zegt: Voorwaar over mijn dienaren heb jij geen macht. [1] Aangezien Allahs vijand, Iblīs, wist dat Allah zijn dienaren niet aan hem zal vrijgeven en hem niet de macht over hen zou geven,zei hij: Bij Uw macht ik zal ze allemaal afleiden, op uw toegewijde dienaren na.[2] Allah zei: De vermoedens van Iblīs over hen kwamen uit. Ze volgden hem allemaal, op een groep gelovigen na.. Hij had geen macht over hen, (maar het was een beproeving) opdat Wij zouden weten wie in het hiernamaals zou geloven en wie er over in twijfel verkeert.[3] Allah zorgt ervoor dat de satan geen macht heeft over zijn gelovige dienaren. Zij staan onder Zijn hoede en bescherming. Ook al berooft de vijand een van zijn dienaren, zoals een rover een onoplettende man berooft, wat vroeg of laat zal gebeuren. De dienaar van Allah verkeert namelijk in onoplettendheid, begeerte en woede. De vijand komt via een van deze poorten naar binnen. Ook al heeft dienaar er zich optimaal voor beschermd, hij zal toch een keer onoplettend, begerig of kwaad worden. Adam was een van de beste schepselen met een goed verstand en toch was hij de vijand van Allah niet te slim af. Wat moet je dan denken van de jonge vlinder, van wie het verstand naast het verstand van zijn vader Adam als een druppeltje in de zee is. De vijand van Allah pakt de gelovige alleen als deze onoplettend is. Hij lokt de gelovige in zijn val en deze denkt dat Allah hem niet meer kan vergeven. Hij denkt dat deze fout hem heeft vernietigt. Maar de gunsten van Allah, zijn barmhartigheid en vergevensgezindheid zijn er altijd en voor iedereen.
Als Allah het goede voorheeft met zijn dienaar laat hij hem het pad van het berouw zien. Het pad van spijt, het gebroken hart, de nederigheid, de steun op hem, vertrouwen in Hem, constant nederig zijn voor Hem, Hem aanbidden, het steeds dichterbij komen bij Hem door het verrichten van goede daden. Het verrichten van slechte daden kan de oorzaak zijn om de barmhartigheid van Allah te ontvangen. Totdat de vijand van Allah zegt: “ O had ik deze dienaar maar met gerust gelaten en hem niet in de val gelokt.”
[1] al-Ḥijr: 43
[2] Ṣād: 83-84
[3] Saba:21-22